Agenten die op man met mes schoten handelden uit noodweer
De twee agenten die op donderdag 13 augustus 2020 in Amsterdam Nieuw-West op een 23-jarige Duitse man hebben geschoten waardoor de man is komen te overlijden, hebben vanuit een noodweersituatie gehandeld. Dat is de conclusie van het OM op basis van het door de Rijksrecherche verrichte onderzoek. Het OM heeft besloten de zaak te seponeren. De agenten zullen dus niet worden vervolgd.
De Rijksrecherche heeft - zoals gebruikelijk als iemand door politiekogels komt te overlijden – op verzoek van de Amsterdamse hoofdofficier van justitie onderzoek gedaan naar het fatale schietincident in augustus vorig jaar. De Rijksrecherche doet een dergelijk strafrechtelijk onderzoek om vast te stellen of het vuurwapengebruik door de agenten rechtmatig was. Om een volledig beeld te krijgen heeft de Rijksrecherche niet alleen met de betrokken agenten maar ook met getuigen van het schietincident en met de moeder en met enkele vrienden van het slachtoffer gesproken. Bij het onderzoek is gebruikgemaakt van diverse camerabeelden die getuigen hadden gemaakt. Uit het onderzoek is het volgende gebleken.
Wat gebeurde er in de dagen voorafgaand?
De 23-jarige man is op maandag 10 augustus 2020 samen met een vriend vanuit Duitsland naar Amsterdam gekomen om daar een paar dagen te verblijven. Die eerste avond bezochten zij een coffeeshop waar de 23-jarige man vier joints rookte en spacecake nuttigde. Die nacht wilde hij niet mee naar huis, hij is überhaupt niet meer teruggekomen in het hotel waar hij met de vriend zou verblijven. Op woensdagavond 12 augustus heeft de vriend hem als vermist opgegeven bij de Amsterdamse politie.
Wat is er gebeurd op 13 augustus?
Donderdagmiddag 13 augustus kwam de moeder van de 23-jarige man samen met een vriend in Amsterdam aan om haar zoon te zoeken. Zij werd die middag - kort voor er bij de meldkamer van de politie een melding binnenkwam - door haar zoon gebeld vanaf een onbekend telefoonnummer. Zij spraken af en hebben elkaar ook daadwerkelijk kort ontmoet, maar toen haar zoon een politieagent zag rende hij weg. Op basis van zijn signalement had de agent de man herkend als de man die een dag eerder als vermist was opgegeven.
Die middag kwam er rond 16.45 uur bij de meldkamer van de politie een melding binnen dat er in de Poeldijkstraat in Amsterdam Nieuw-West een man met een mes liep. De politie besefte dat deze melding mogelijk de man betrof die een dag eerder door een vriend als vermist was opgegeven. Toen twee politieagenten de man in kwestie ter plekke aantroffen, achtervolgden zij hem terwijl hij een doodlopende binnentuin aan de Honselersdijkstraat inliep.
Tijdens de achtervolging haalde de man een mes uit een tasje en maakte daarmee snijdende bewegingen langs zijn pols. Hij reageerde niet op aanroepen van de politieagenten om het mes te laten vallen. Nadat hij pepperspray in zijn gezicht gespoten kreeg, zette hij het mes op zijn keel. De man reageerde niet op de agenten die hem meermalen in verschillende talen aanspraken, hem hulp aanboden en hem sommeerden het mes te laten vallen.
Meerdere agenten hielden afwisselend hun vuurwapen op de man gericht en probeerden op hem in te praten. Ook dit leverde geen reactie op. De man begon ondanks de getoonde vuurwapens en aanroepen om stil te blijven staan en zijn mes te laten vallen, langzaam in de richting van de agenten te lopen. De al opgeroepen onderhandelaar kon niet meer worden afgewacht, daarom werd besloten de reeds aanwezige hondengeleider in te zetten. De hond liep de man echter voorbij.
Toen de man nog steeds niet reageerde, besloot de hondengeleider zelf in te grijpen door de man tegen de grond te trekken, waarna verschillende agenten hun collega te hulp kwamen. Terwijl de man op de grond lag en meerdere politieagenten hem onder controle probeerden te krijgen, maakte de man met het mes zwaaiende en stekende bewegingen in de richting van de bovenlichamen en hals van drie agenten. Een van de agenten werd met het mes op zijn vest geraakt. Hierop haalden twee agenten vrijwel gelijktijdig de trekker over.
Het onderzoek heeft uitgewezen dat de twee agenten elk twee kogels hebben afgevuurd. Het incident heeft vanaf het moment van het binnengaan van de binnentuin tot aan de schoten ongeveer vijftien minuten geduurd.
Beoordeling van de feiten
Het OM beoordeelt dat het gebruik van het vuurwapen door de beide agenten in overeenstemming is met de Politiewet, waarin staat dat agenten een vuurwapen mogen gebruiken als hun veiligheid of die van anderen in gevaar komt. Het OM vindt dat de agenten gerechtvaardigd een beroep op noodweer kunnen doen.
Uiteindelijk zagen de beide agenten die vrijwel gelijktijdig schoten zich genoodzaakt hun collega’s te verdedigen tegen de man die met het mes wild om zich heen bleef zwaaien en steken. Er was een zodanig gevaarlijke situatie ontstaan dat er direct gericht moest worden geschoten om het gevaarlijke gedrag van de man te laten stoppen. Tussen het tegen de grond trekken van de man door de hondengeleider en de schoten zaten enkele seconden. Gezien de zeer dreigende situatie en het zeer korte tijdsbestek was er geen tijd meer om eerst een waarschuwingsschot af te vuren.
Ten tijde van het schieten was er geen veilig alternatief meer voorhanden. Eerder reageerde de verwarde maar ook zeer fitte man, die mogelijk in een drugspsychose verkeerde, nergens op. Niet op herhaald aanroepen, niet op pepperspray en niet op de getoonde vuurwapens. Desondanks bleef hij met het mes op de agenten inlopen.
Alles afwegende kan het OM niet anders dan concluderen dat de beide agenten vanuit een noodweersituatie hebben gehandeld. Dat betekent dat de agenten niet zullen worden vervolgd.
Het OM leeft mee met de ouders, familieleden en vrienden van de door politiekogels omgekomen man. Het OM beseft dat het strafrechtelijk onderzoek door de Rijksrecherche niet op al hun vragen antwoord geeft. Het OM heeft de nabestaanden aangeboden in een persoonlijk gesprek een nadere toelichting te geven op zowel het onderzoek als op de beslissing niet tot vervolging over te gaan.