OM eist gevangenisstraf van 10 jaar tegen Syriër wegens oorlogsmisdrijven en lidmaatschap terroristische organisatie
Het Openbaar Ministerie heeft vrijdag een gevangenisstraf van 10 jaar geëist tegen een 31-jarige Syrische man. De man wordt beschuldigd van oorlogsmisdrijven en lidmaatschap van de Syrische terroristische organisatie Ahrar al-Sham.
De Syriër werd in 2019 aangehouden toen hij asiel in Nederland aanvroeg. De verdachte is door getuigen herkend op twee video’s op sociale media, waarin hij gewapend en in gevechtskleding te zien is. In de video’s onteert hij gesneuvelde strijders door zich met hen te laten filmen, en ze uit te maken voor ‘honden en karkassen van al-Assad’. Ook zet hij zijn voet op een overledene en schopt tegen een ander lichaam. Op de andere video ondervraagt hij een gevangene op een vernederende manier, waarschijnlijk voor propagandadoeleinden.
Internationale Misdrijven
De video’s zijn opgenomen in 2015 ten tijde van gevechten op de Al-Ghab vlakte in het westen van Syrië. De verdachte vocht destijds met Ahrar al-Sham in een offensief tegen regeringstroepen van de Syrische leider Assad.
Volgens het OM was het in die fase van de Syrische oorlog overduidelijk dat alle strijdende partijen zich hadden moeten houden aan de regels van het oorlogsrecht. Het schoppen en spugen naar lichamen, het vernederen van een gevangene, en het verspreiden van beelden hiervan is strafbaar volgens de Wet Internationale Misdrijven (WIM).
Lidmaatschap van een terroristische organisatie
Ook is volgens de officier van justitie bewezen dat verdachte van 1 januari 2015 tot en met 1 juli 2017 deel uit maakte van het jihadistische Ahrar al-Sham, en het terroristische oogmerk van deze organisatie kende. Recentelijk heeft het Gerechtshof te Den Haag het eerdere oordeel van de rechtbank Rotterdam bekrachtigd dat Ahrar al-Sham een terroristische organisatie is.
Dergelijke beelden en foto’s, zo betoogde de officier, dienen niet alleen om de slachtoffers en tegenstanders van de terreurorganisatie af te straffen en angst inboezemen, maar ook om de superioriteit van Ahrar al-Sham tentoon te stellen.
De rechtbank doet op 21 april uitspraak in deze zaak.