Feitenonderzoek naar mortierongeval in Mali krijgt geen strafrechtelijk vervolg
Het noodlottig mortierincident in Mali, dat in 2016 aan twee militairen het leven kostte, krijgt geen strafrechtelijk vervolg. Dit heeft het Openbaar Ministerie Oost-Nederland besloten na uitvoerig onderzoek. De oorzaak van het vroegtijdig ontploffen van de mortiergranaat is niet onomstotelijk vast komen te staan. Daarom kan ook niet worden vastgesteld of het ongeval het gevolg is van het handelen of nalaten van een of meerdere personen.
Bij het mortierincident op 6 juli 2016 in de omgeving van Kidal (Mali) kwamen een sergeant en een korporaal om het leven. Naar het voortijdig ontploffen van de granaat zijn diverse onderzoeken gedaan. De KMar deed eerder onder leiding van het OM een feitenonderzoek. Daarnaast hebben ook de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV), de Commissie van Onderzoek (CvO) van Defensie en het Kenniscentrum Wapensystemen en Munitie (KC W&M) rapporten opgemaakt.
De resultaten van de bovengenoemde rapporten zijn door het OM betrokken bij een tweede feitenonderzoek. In dit tweede feitenonderzoek is ook de aangifte die de ouders van beide omgekomen militairen hebben gedaan, meegenomen.
De diverse onderzoeken leverden geen eensluidende conclusie op over de oorzaak van de voortijdige ontploffing. Belangrijk vraagpunt bleef of de oorzaak lag in een productiefout, of dat ook de wijze van opslag en vervoer heeft bijgedragen aan de verslechtering van de granaat.
Het tweede feitenonderzoek, waarbij het OM een buitenlandse expert heeft betrokken, heeft hier ook geen definitief uitsluitsel over gegeven.
Om tot een strafbaar feit te komen waarvoor een of meerdere personen vervolgd kunnen worden, moet de oorzaak van de vroegtijdige ontploffing bekend zijn. Deze oorzaak moet vervolgens in directe relatie staan tot het handelen of nalaten van personen. Nu er geen oorzaak van de vroegtijdige ontploffing vastgesteld kan worden, kan dit strafrechtelijk niet aan iemand worden toegerekend.
Daar komt nog bij dat zeer veel personen en organisatie-onderdelen zich over langere tijd hebben bezig gehouden met de aanschaf, de controle, de opslag, het vervoer en het gebruik van de mortiergranaten. Hierdoor is het niet mogelijk om een eindverantwoordelijke (militair of burger) aan te wijzen.
Het feitenonderzoek is afgesloten en krijgt geen vervolg in de vorm van een strafrechtelijk onderzoek. De officier van justitie heeft deze conclusie besproken met de nabestaanden. Het OM is zich ervan bewust dat de conclusie, na jaren van onzekerheid, zeker voor de nabestaanden onbevredigend kan zijn. De nabestaanden kunnen tegen de beslissing van het OM via een artikel 12-procedure een klacht indienen bij het Gerechtshof.