OM in hoger beroep: geen zware mishandeling, maar poging doodslag in zaak "Thialfschutter"
Op 7 januari 2017 komt bij de meldkamer Noord-Nederland een melding binnen van een schietincident bij het Thialfstadion in Heerenveen. Het is de avond van het EK schaatsen, het is druk rond het ijsstadion. Als de politie ter plaatse komt, vertelt een man dat hij in zijn auto beschoten is. Hij is gewond aan zijn hand. Ook laat hij de politie weten dat een 60-jarige man uit Leiden de schutter is. Het slachtoffer en de schutter kennen elkaar; ze hebben een zakelijk conflict.
Tegen die schutter eist het Openbaar Ministerie (OM) in hoger beroep een gevangenisstraf van 42 maanden. De aanklager in hoger beroep, de advocaat-generaal (AG), verdenkt de man van een poging doodslag.
Poging doodslag
De rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden veroordeelt de verdachte op 5 juni 2019 tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor zware mishandeling en een poging tot afpersing. Zowel de verdachte als het OM gaan in hoger beroep. De reden waarom het OM in hoger beroep gaat is omdat het zich niet kan verenigen met de vrijspraak voor de poging doodslag.
De AG vindt dat de poging doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen, ondanks het ontbreken van een wapen in het onderzoek. Zo weerlegt de aanklager allereerst een verklaring van de verdachte dat niet hij maar het slachtoffer een wapen bij zich had. De AG stelt onder meer vast dat, op basis van verklaringen van onder meer zijn broers, de verdachte van wapens houdt en één bezit. “Daarnaast had het slachtoffer ook geen enkele reden het wapen te pakken”, volgens de AG, “hij kon gewoon wegrijden.”
Twee vingers verbrijzeld
Een belangrijke vraag in deze zaak is of het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen daadwerkelijk afkomstig is van een wapen. Dit om de oorzaak (causaal verband) vast te kunnen stellen van dat letsel. Volgens de AG kan dat, mede gelet op nader onderzoek dat is uitgevoerd in de fase van het hoger beroep: “Gelet op de rapportages van het NFI en hetgeen de deskundige vandaag heeft verklaard, trek ik de conclusie dat met het wapen een projectiel is verschoten, dat de kootjes van de twee vingers heeft verbrijzeld.”
Ook vindt de AG dat de verdachte een motief heeft. Hij wil immers geld zien van het slachtoffer. Daarvoor komt hij ook nog eens speciaal uit Brazilië gereisd: “Ook al zou verdachte terecht mogen menen dat hij recht zou hebben op een bepaald geldbedrag, dan mag hij niet voor eigen rechter spelen. Hij had zich tot een advocaat kunnen en moeten wenden om een civiele procedure te starten.”
“Gelet op de rapportages van het NFI en hetgeen de deskundige vandaag heeft verklaard, trek ik de conclusie dat met het wapen een projectiel is verschoten, dat de kootjes van de twee vingers heeft verbrijzeld.”
Buurtsuper
De AG ziet overigens, in tegenstelling tot de rechtbank, geen bewijs voor een poging tot afpersing en vraag het gerechtshof hem daarvan vrij te spreken.
De verdachte is na het incident naar het buitenland gevlucht. Duidelijk is volgens de AG dat hij niet gevonden wilde worden. “In plaats van zich – als slachtoffer - te melden bij de politie, vlucht verdachte een aantal dagen later naar Spanje. Hiervoor heeft hij in de plaatselijke buurtsuper gevraagd of iemand hem voor € 200,- over de grens naar België wilde brengen. Hij wist namelijk uit de media dat hij werd gezocht.”
Het gerechtshof in Leeuwarden doet over twee weken uitspraak.