Celstraffen geëist tegen drie Lelystedelingen voor ondermijnende criminaliteit
Tegen drie Lelystedelingen heeft het Openbaar Ministerie Midden-Nederland vandaag gevangenisstraffen tot vier jaar, waarvan acht maanden voorwaardelijk, geëist voor een groot aantal ondermijnende strafbare feiten. In de jaren 2014 tot 2016 maakte de 37-jarige hoofdverdachte zich schuldig aan faillissementsfraude, verduistering, oplichting, witwassen, handel in valse merkkleding en wapenbezit, zo is de verdenking. Van de medeverdachten, die betrokken waren bij de oplichting en verduistering, maakte de 49-jarige zich ook schuldig aan het doen van een valse aangifte en de 42-jarige aan heling. Bedrijven werden niet alleen voor tonnen geschaad, ook hebben de mannen met hun praktijken het financiële en handelsverkeer ernstig ondermijnd.
Het onderzoek begon met een verdenking van faillissementsfraude nadat uitzendbureau HABE in februari 2015 failliet was verklaard. De aangestelde curator deed hiervan aangifte toen cijfers niet klopten, er geen administratie werd overgelegd en contact niet tot stand kwam. In het onderzoek dat daarop volgde bleek de bestuurder van het uitzendbureau niet alleen geld en goederen aan het bedrijf te hebben onttrokken toen duidelijk werd dat bedrijf failliet zou gaan; ook was hij betrokken bij tal van andere malversaties. Zo bestelde hij, in samenwerking met de medeverdachten, voor grote bedragen aan goederen op rekening. Door een hoge omzet op te geven, leek het bedrijf kredietwaardig en waren toeleveranciers geneigd goederen te leveren zonder betaling vooraf. De rekeningen werden echter niet betaald; de goederen verdwenen. Vermoedelijk werden ze aan derden doorverkocht. Dit alles gebeurde met valse documenten en onder valse identiteiten. Het ging om computer- en fitnessapparatuur, auto- en bouwmaterialen; sommige bedrijven gingen voor tonnen het schip in.
Op een zelfde manier werd een leasemaatschappij ertoe gebracht een auto te leveren en bijna werd een verzekeringsbedrijf voor een ton opgelicht. Verder werden een hypotheek en bouwdepot van twee ton met vervalste salarisspecificaties en jaaropgaven verkregen. Via verschillende bedrijven waarachter uiteindelijk de hoofdverdachte schuilging, zijn op grote schaal jarenlang oplichtingen gepleegd. Door een onnavolgbare boekhouding werden transacties bijna oncontroleerbaar. Er werd een wapen gevonden. Er bleek gehandeld te worden in vervalste merkkleding. Het criminele geld dat hiermee werd verdiend, werd witgewassen door middel van doorstortingen via andere bedrijven. Ook werden grote bedragen contant gestort zonder dat hier legale inkomsten tegenover stonden. Vermoedelijk zijn valse leenovereenkomsten gesloten voor bijna 200.000, om zo uitgaven een legale schijn te geven.
Bedrijven dachten te maken te hebben met een bona fide zakenpartner en dat vertrouwen heeft de hoofdverdachte keer op keer ernstig geschonden, zei de officier van justitie. Hij typeerde de verdachte als ‘een gehaaide beroepsoplichter die een slagveld van schade achterlaat en anderen meezuigt in zijn criminele activiteiten’. De medeverdachten typeerde hij als ‘katvangers, die hij nodig had om de schone schijn van een betrouwbare zakenman op te houden’. De officier van justitie stelde dat de samenleving hiertegen beschermd moet worden en eiste tegen de hoofdverdachte een gevangenisstraf van vier jaar waarvan acht maanden voorwaardelijk. Tegen de 49-jarige medeverdachten die een beduidend mindere rol had, eiste hij een celstraf van twaalf maanden. Tegen de 42-jarige medeverdachte, die gezien wordt als de rechterhand van de hoofdverdachte en zijn criminele activiteiten faciliteerde met een schimmig katvangersbedrijf, eiste de officier eveneens twaalf maanden. Ook eiste hij een beroepsverbod tegen de hoofdverdachte voor de door hem uitgeoefende beroepen voor een periode van de opgelegde straf, plus vier jaar. Tenslotte kondigde de officier een ontnemingsvordering aan; criminaliteit mag immers niet lonen.