Aanwijzing strafvorderlijk optreden tegen journalisten
De Aanwijzing strafvorderlijk optreden tegen journalisten treedt per 1 juni 2020 in werking, en vervangt daarmee de 'Aanwijzing toepassing dwangmiddelen en opsporingsbevoegdheden bij journalisten'.
Het Openbaar Ministerie heeft aan de aanwijzing twee nieuwe aandachtspunten toegevoegd. Ten eerste betreft het journalisten die in een strafrechtelijk onderzoek naar een verdachte als ‘bijvangst’ in een strafdossier terecht zijn gekomen. Een voorbeeld hiervan is een telefoongesprek tussen een verdachte en een journalist, waarbij de telefoon van de verdachte onder de tap staat van de politie en waarvan het gespreksverslag in een dossier terecht is gekomen. De journalist wordt daarvan op de hoogte gesteld wanneer het belang van het onderzoek dat toelaat, en voor zover het duidelijk is dat het een journalist betreft.
Daarnaast wordt in de aanwijzing een passage gewijd aan journalisten die in het buitenland werkzaam zijn. Wanneer een verzoek of bevel van het OM of de politie aan een buitenlandse justitiële of politiële autoriteit betrekking heeft op een journalist, worden zoveel mogelijk de procedures gehanteerd die ook voor journalisten in Nederland gelden. Dat geldt tevens voor de inzet van dwangmiddelen tegen een journalist als vanuit het buitenland een verzoek of bevel wordt ontvangen.
Inzet dwangmiddel
Een dwangmiddel bij journalisten waarbij de bronbescherming wordt doorbroken, kan niet zomaar worden toegepast. Het moet gaan om een verdenking van ernstige feiten, waarop volgens de wet een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer staat. Daarbij moet altijd de proportionaliteit en subsidiariteit worden getoetst.
Een officier van justitie kan een dwangmiddel waardoor de bronbescherming kan worden geraakt, pas inzetten als hij daarvoor toestemming heeft gekregen van de hoofdofficier van justitie en het College van procureurs-generaal op de hoogte is gesteld.