Gevangenisstraffen tot 2 jaar en beroepsverbod geëist tegen twee leidinggevenden trustkantoor
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft vandaag in de rechtbank in Den Haag gevangenisstraffen tot twee jaar -waarvan een half jaar voorwaardelijk - geëist tegen twee leidinggevenden van HJC Netherlands Ltd (HJC NL). Het OM verwijt hen dat zij trustdiensten zonder vergunning aanboden. Daarnaast vormden zij met hun onderneming een criminele organisatie, die tegen betaling op grote schaal verhullende internationale constructies aanbood aan klanten die geld buiten het zicht van de Nederlandse autoriteiten wilden stallen. “Ze waren een onmisbare schakel voor fraude” zei de officier op zitting: “Ze hebben met hun diensten klanten geholpen om strafbare feiten zoals faillissementsfraude, belastingfraude en witwassen te plegen.”
Het onderzoek door de FIOD startte na een aangifte van DNB. Het vermoeden was dat de beide verdachten met hun ondernemingen een trustkantoor hadden in Nederland, zonder dat zij de verplichte vergunning bezaten voor het verlenen van trustdiensten. Zij hielden zich niet aan de regels en wetten om de risico’s op misbruik door criminelen zo klein mogelijk te maken.
“De leidinggevenden van HJC NL hebben door het optuigen van een kerstboom van binnen- en buitenlandse ondernemingen de autoriteiten willen doen geloven dat zij vanuit Nederland geen trustdiensten verleenden” zeiden de officieren op zitting. Verdachten presenteerden HJC NL slechts als een “representative office”. Uit onderzoek door de FIOD rijst volgens het OM een ander beeld. HJC NL heeft volgens het OM wel degelijk trustwerkzaamheden verricht en zich bezig gehouden met het oprichten van vennootschappen voor klanten. Het ging ook om Panamese Foundations, via het uit de Panama Papers bekende Mossack Fonseca.
Onttrekking aan toezicht
HJC NL onttrok zich door het ontbreken van de vergunning aan het toezicht waaraan trustkantoren normaliter onderhevig zijn: “En dat kwam de bestuurders van HJC goed uit: Ze wilden ook niet voldoen aan de wettelijke verplichting om klantgegevens bij te houden en ze wilden ook niet dat er in Nederland dossiers beschikbaar waren voor overheidsinstellingen,” zeiden de officieren op zitting: “Ze wilden dat bepaalde transacties of vermogensbestanddelen van klanten onder de radar bleven. In het bijzonder als deze niet legaal waren.” En juist dat gegeven maakt HJC zo aantrekkelijk voor een bepaald type klanten. HJC gebruikt de onzichtbaarheid expliciet als verkooppraatje richting klanten: “In georganiseerd verband werden als verdienmodel structuren aan cliënten aangeboden waarvan de bestuurders wisten dat deze structuur werd afgenomen met de bedoeling om strafbare feiten mee te plegen. Deze strafbare feiten waren divers, het ging niet alleen om belastingontduiking, maar ook om witwassen en faillissementsfraude.” Ondanks de kennis die verdachten hadden van de strafbare feiten, weigerden ze de klanten niet: “Sterker nog, ze gingen er juist mee door. Door het aanbieden van deze structuren, ongeacht de bedoeling van de klant, was de criminele organisatie een onmisbare schakel voor personen die op illegale wijze hun geld wilden veilig stellen of buiten het zicht van de autoriteiten hun illegale handel wilden voortzetten.”
Ernstige feiten
Een dergelijk handelen tast volgens het OM de integriteit van het nationale en internationale handelsverkeer aan. “HJC was een trustkantoor dat als motto had: “aan de rand van de afgrond groeien de mooiste bloemen”, en: “we zoeken de randen voor u op.” Maar daar bleef het niet bij volgens de officieren: “ Het OM ziet een trustkantoor dat bij het plukken van die bloemen regelmatig te diep bukte waardoor zij ook in de afgrond stortte.”
Deze zaak brengt schade toe aan het vertrouwen in de financiële sector, zeiden de officieren op zitting: “Juist aan vertrouwen ontleent de trustsector in het maatschappelijk en het handelsverkeer haar meerwaarde. Van de trustsector wordt verwacht dat niet alleen aan formele verplichtingen wordt voldaan, maar dat ook inhoudelijk normatief de in die sector werkzame personen er voor zorgen dat die sector verschoond blijft van misbruik van structuren. Juist dat hebben verdachten niet gedaan.” Mede daarom ziet het OM gevangenissenstraffen van twee jaar -waarvan een half jaar voorwaardelijk- voor beide verdachten als passend. Daarnaast eist het OM ook een beroepsverbod. Als het aan het OM ligt zullen de verdachten gedurende een periode van drie jaren niet (al dan niet als directeur) werkzaam zijn in de financiële dan wel trustsector. De rechtbank gaat donderdag verder met de behandeling van de zaak.