Collegevoorzitter onderstreept belang bronbescherming journalisten

Dwangmiddel ingezet in Rotterdams onderzoek

Het Genootschap van Hoofdredacteuren en de Nederlandse Vereniging van Journalisten hebben donderdagochtend overleg gehad met Gerrit van der Burg, de voorzitter van het College van procureurs-generaal over het afluisteren van journalisten.

Van der Burg heeft in dat gesprek expliciet aangegeven dat journalisten in alle vrijheid hun werk moeten kunnen doen en dat het recht op bronbescherming een groot goed is. Hij betreurt dan ook wat er is gebeurd in de recente zaak met het afluisteren van een journalist in het onderzoek naar de moord op de broer van de kroongetuige Nabil B. Dat gesprek is overigens nooit uitgeluisterd en door het Openbaar Ministerie vernietigd.

Ook heeft Van der Burg gezegd dat voor zover nu duidelijk is, er geen andere lopende onderzoeken zijn waarin dwangmiddelen tegen journalisten zijn toegepast.

Rotterdams onderzoek

Binnen het Openbaar Ministerie is onderzocht of er ook afgesloten zaken zijn die betrekking zouden kunnen hebben op bronbescherming. Dat is het geval. Het betreft een onderzoek van parket Rotterdam waarin in oktober vorig jaar en in februari dit jaar de historische printgegevens van een telefoon van een persfotograaf/cameraman zijn opgevraagd. Het onderzoek richtte zich op een politieambtenaar die zich schuldig zou maken aan schending van het ambtsgeheim.

De printgegevens van de journalist zijn in maart in opdracht van het parket Rotterdam vernietigd, toen men zich realiseerde dat het dwangmiddel niet had mogen worden toegepast, omdat de interne richtlijnen niet waren gevolgd. Ook is het onderzoek toen stopgezet. De betrokken journalist is vanmiddag in een gesprek met de officier van justitie op de hoogte gesteld van de zaak.

Het College van procureurs-generaal realiseert zich dat er een beeld kan ontstaan dat journalisten vogelvrij zijn als het gaat om bronbescherming, nu in korte tijd drie van dergelijke zaken boven tafel zijn gekomen. Van der Burg neemt dit hoog op en wil dat dit recht op bescherming nog eens nadrukkelijk onder de aandacht komt van de officieren van justitie. 'Journalisten moeten in alle vrijheid hun werk kunnen doen. Het recht op bronbescherming is een groot goed. Daar kan geen misverstand over bestaan.'

Eerder deze week nam de Eerste Kamer het wetsvoorstel Bronbescherming in strafzaken aan waarin de bronbescherming van journalisten wettelijk is vastgelegd. Deze wet heeft gevolgen voor de Aanwijzing toepassing dwangmiddelen tegen journalisten die het Openbaar Ministerie hanteert, en wordt daarom spoedig aangepast.

Ook wordt de Aanwijzing verder aangescherpt en verduidelijkt, om elke interpretatieruimte weg te nemen. Het moet voor iedereen binnen het OM duidelijk zijn hoe te oordelen en te handelen in situaties die een journalist betreffen. Ook zal deze Aanwijzing, maar ook zeker de persvrijheid en de bronbescherming van een journalist, in de werkpraktijk en de opleiding tot officier van justitie een nog prominentere plek krijgen.

Mocht de komende tijd onverhoopt toch blijken dat er in het verleden zaken zijn geweest waarin dwangmiddelen tegen journalisten zijn toegepast, dan zal het OM daarmee naar buiten treden.