Cel geëist voor faillissementsfraude

Het Openbaar Ministerie heeft 6 maanden cel waarvan 2 voorwaardelijk (proeftijd 3 jaar) geëist tegen een 45-jarige man uit Den Haag voor het plegen van faillissementsfraude. Hij nam privé grote bedragen op van de rekening van een toch al noodlijdend bedrijf, maar kon bij uitspreken van het faillissement geen boekhouding meer overleggen.

Verdachte kocht het bedrijf in april 2014 over voor 10.000 euro, in de wetenschap dat er ook al 7.000 euro schuld was. Deze schuld liep snel verder op; onder meer de verhuurder van het bedrijfspand werd niet betaald en in december vroeg een staalverwerkingsbedrijf het faillissement van de BV aan.

De administratie van de BV is na de aankoop door verdachte niet fatsoenlijk bewaard of verloren gegaan. Duidelijk is dat deze er bij de aankoop wel was, maar dat verdachte deze na het uiteindelijke faillissement niet meer kon overleggen. Hij heeft als bestuurder geen toezicht gehouden op wat er in het bedrijf gebeurde, sterker, hij weet niet wie dit wel doet.

Wel weet verdachte heel goed hoe hij grote geldbedragen moet pinnen. Naar eigen zeggen deed het bedrijf na de zomer van 2014 niets meer. Toch werden nog geldbedragen opgenomen en zelfs een auto gehuurd. De officier van justitie noemt dit op zijn minst bijzonder, als een bedrijf blijkbaar is gestopt en er bij aankoop ook gewoon bedrijfsauto's beschikbaar waren.

Volgens het Openbaar Ministerie heeft verdachte de toch al grote schulden alleen maar erger gemaakt. En zonder administratie was alles zeer lastig te achterhalen.