Twaalf en dertien maanden cel geëist voor snelkraak Wibra

“Het is een droevige conclusie, maar de pedagogische mogelijkheden zijn uitgeput”, merkte de officier van justitie vandaag ter zitting op. De twee verdachten van een poging inbraak op een vestiging van de Wibra in juni van dit jaar waren nog maar net 18. Maar omdat er al veel hulp en begeleiding is geboden in het verleden en er geen motivatie is tot gedragsverandering, moeten ze als volwassenen worden berecht. De officier eiste celstraffen van 12 en 13 maanden.

In de bewuste nacht, 16 juni van dit jaar, sloegen de twee de voordeurruit van de Wibra vestiging in de Utrechtse Rijnlaan in met een moker. Toen iemand riep dat ze moesten ophouden, bedreigden ze die persoon door te zeggen: “ga terug naar binnen, we maken je kapot”. Ze gingen de winkel in en probeerden de kluis te openen. Dat lukte niet, maar de schade was groot. De politie was inmiddels gealarmeerd en een minuut nadat ze waren weggereden op een scooter werden de twee gezien en achtervolgd. Op het Kastelenplantsoen ging de scooter onderuit en zetten de jongens het op een lopen. De politie wist ze kort daarna aan te houden. De een in een portiek, de ander in een tuin van een huis aan de Hoofdgraaflandstraat. Beiden hijgend en bezweet.

De beide verdachten ontkenden betrokken te zijn bij de inbraak. De een stond op een vriend te wachten om naar de moskee te gaan, de ander was toevallig in de buurt. De regenbroek en de schoen die aan zijn broekband hingen – wat overeenkomt met de kledingsignalementen – zijn niet van hem.  
De officier van justitie vond de feiten echter bewezen op basis van de diverse verklaringen, de duidelijke kledingsignalementen, de spullen die gevonden waren bij de scooter (een moker, schroevendraaiers, zaklamp en een zak met kleding), de verwondingen aan de hand van een van de verdachten, de vluchtrichting en de tijdlijn. Hij typeerde het feit als een snelkraak, lichter dan een ramkraak en zwaarder dan een gewone bedrijfsinbraak. Een van de twee jongens werd ook verdacht van een winkeldiefstal. Dat feit gaf de jongen toe. Hij had een moker in zijn broekband gestoken en was zo de Hornbach in Nieuwegein uitgelopen.

De officier merkte op dat voor zulke jonge verdachten eigenlijk een pedagogische straf op zijn plaats is, om het gedrag te veranderen en te stoppen. Maar voor beiden is naar aanleiding van eerdere veroordelingen al heel veel hulp ingezet. “De pedagogische mogelijkheden zijn uitgeput, is de droevige conclusie die we moeten trekken”, zei hij, op basis van het onderzoek van de Reclassering en eerdere hulpverleningsrapporten. Bij een van de twee verdachten is sprake van een gebrekkige gewetensontwikkeling en een berekenende houding. Beiden hebben een strafblad voor bijvoorbeeld diefstal, heling en woninginbraken en tonen geen motivatie om zich te verbeteren. “De maat is vol, de maatschappij moet tegen dit gedrag beschermd worden”, stelde de officier. Hij eiste tegen de twee gevangenisstraffen van twaalf en dertien maanden, waarvan vier voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaar. Als voorwaarden eiste hij onder meer een meldplicht, locatiegebod met enkelband, verplichte behandeling en een contactverbod met elkaar. Ten slotte moeten straffen die bij eerdere veroordelingen voorwaardelijk waren opgelegd, nu ten uitvoer worden gelegd: twee weken jeugddetentie en een werkstraf. De rechtbank doet over twee weken uitspraak.