Burgemeester van Weert niet vervolgd voor wederrechtelijke vrijheidsberoving

Het Openbaar Ministerie Oost-Brabant heeft na uitvoerig onderzoek door de Rijksrecherche besloten de burgemeester van Weert niet te vervolgen.

De afgelopen periode heeft de Rijksrecherche onder leiding van het Openbaar Ministerie Oost-Brabant strafrechtelijk onderzoek gedaan naar aanleiding van een aangifte die op 10 januari 2017 is gedaan door de Bond van Wetsovertreders. De aangifte had betrekking op het huisarrest dat de burgemeester van 21 december 2016 tot 2 januari 2017 als noodbevel oplegde aan 26 asielzoekers die op het terrein van het AZC in Weert verbleven. In de aangifte werd gesteld dat de burgemeester zich door het opleggen van huisarrest schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving.

Optreden

In het onderzoek is onder meer vast komen te staan dat een grote instroom van Noord-Afrikaanse asielzoekers in het AZC van Weert zorgde voor overlast en onveiligheid in en rondom het azc. De burgemeester is daar tegen opgetreden.

Noodbevel

De inzet van het noodbevel is door het Openbaar Ministerie als onrechtmatig beoordeeld. Tegelijkertijd komt het om tot de conclusie dat de genomen maatregel in dit geval geen opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving oplevert. Het bewijs dat de burgemeester de opzet had om de betrokken personen zonder wettelijke basis van hun vrijheid te beroven ontbreekt.

Geen vervolging

De burgemeester heeft volgens het Openbaar Ministerie de juridische grenzen wel opgezocht en overschreden door de 26 asielzoekers met een noodbevel te dwingen om op het terrein van het azc te blijven. Dat de burgemeester wilde optreden is begrijpelijk. Dat hij daarbij over de juridische grenzen is gegaan is thans onvoldoende reden om tot vervolging over te gaan. Gezien de toenmalige spanningen en de overlast is strafvervolging volgens het Openbaar Ministerie niet opportuun.

Vandaag heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de burgemeester en het Openbaar Ministerie waarin voorgaande is toegelicht.