OM vraagt bewilliging van verzoek af te zien van vervolging Demmink
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft vandaag tijdens een besloten zitting het gerechtshof in Arnhem gevraagd te bewilligen in zijn verzoek af te zien van verdere vervolging van voormalig ambtenaar mr. J. Demmink. Uit het, in opdracht van het hof, uitgevoerde onderzoek concludeert het OM dat er geen redelijk vermoeden bestaat dat Demmink zich in de jaren 1995-1997 heeft schuldig gemaakt aan de verkrachtingen waar twee – destijds – minderjarige Turkse jongens aangifte van deden.
Strafrechtelijk onderzoek
Naar aanleiding van een beslissing van het gerechtshof in Arnhem in een art.12 Sv-procedure in januari 2014, begon het OM een maand later een strafrechtelijk onderzoek naar de betrokkenheid van Demmink bij de verkrachtingen midden jaren 90 van twee – destijds – minderjarige jongens in Turkije. Dit onderzoek is uitgevoerd door de Rijksrecherche.
Op verzoek van het OM opende in 2014 ook de rechter-commissaris bij de rechtbank Den Haag een onderzoek. De rechter-commissaris heeft uitvoerig onderzoek gedaan onder meer door getuigen te horen en documenten te laten onderzoeken. Ook is Demmink door de rechter-commissaris verhoord.
Rechtshulpverzoeken aan Turkije
Aan Turkije zijn meerdere rechtshulpverzoeken gedaan, waaronder het verzoek om de door het Hof genoemde getuigen te horen. Twee van deze getuigen zijn de aangevers. De rechter-commissaris en de officier van justitie zijn in 2014 en 2015 ook meerdere keren zelf naar Turkije geweest om de rechtshulpverzoeken toe te lichten en kracht bij te zetten. Alle inspanningen van de Nederlands autoriteiten ten spijt konden de onderzoekshandelingen in Turkije niet worden uitgevoerd. De Turkse autoriteiten hebben laten weten geen uitvoering te geven aan de rechtshulpverzoeken van het OM en de rechter-commissaris. Turkije heeft aangegeven dat de Turkse wetgeving daaraan in de weg staat..
Conclusie
Naar het oordeel van het OM is al het noodzakelijke onderzoek diepgaand en uitputtend uitgevoerd. Er is minutieus onderzoek gedaan door de Rijksrecherche en door de rechter-commissaris. De uitkomst van deze onderzoeken kan, in de visie van het OM, tot geen andere conclusie leiden dan dat er geen redelijk vermoeden van schuld is voor Demminks betrokkenheid bij de beweerdelijke verkrachtingen van de twee jongens.
De belangrijkste bevinding uit het onderzoek van de rechter-commissaris en de Rijksrecherche is dat Demmink in de jaren 1995, 1996 en 1997 niet meerdere dagen achtereen aansluitend in Turkije is geweest. Sterker nog, het onderzoek heeft in het geheel geen aanwijzing opgeleverd van enig verblijf van Demmink in Turkije in de genoemde jaren.
Oriënterend feitenonderzoek
Tegelijk met het strafrechtelijk onderzoek is een uitgebreid oriënterend feitenonderzoek uitgevoerd, waarbij de Rijksrecherche alle signalen van seksueel misbruik door Demmink heeft onderzocht. De conclusie van dit onderzoek luidt eveneens dat niet gebleken is van enig vermoeden van strafbaar handelen door Demmink.