Celstraf en behandeling geëist tegen voormalig agent voor afpersing
Financiële en andere problemen brachten een voormalig politiemedewerker ertoe om mannen af te persen die een mannenontmoetingsplek bezochten. Om aan hun gegevens te komen, noteerde hij de kentekens, zocht de gegevens van de RDW erbij via het account van een collega en stuurde de mannen een brief. Daarmee maakte hij zich niet alleen schuldig aan afdreiging maar ook aan schending van het ambtsgeheim en computervredebreuk.
Op 30 april 2015 ontvangen 31 personen een brief waarin werd geschreven dat er foto’s waren gemaakt van hun activiteiten op de ontmoetingsplek, dat ze gevolgd waren naar hun huis en dat ze 1000 euro in bitcoins moesten betalen om te voorkomen dat de foto’s zouden worden gepubliceerd. Geen van hen betaalde. Twintig van hen deden aangifte, de rest maakte een melding.
Uit het onderzoek komt al snel naar voren dat de personen niet gevolgd waren maar dat hun gegevens waren verkregen door kentekens op te vragen. Dat is informatie die de politie kan opvragen. Er volgde een uitgebreid onderzoek: naar de locatie waar het werkstation stond waarop de bevragingen waren gedaan, naar dienstroosters, toegangspassen, diensttelefoons en het gebruik van politiesystemen. Ook werd er getapt, naar mailverkeer gekeken en financieel onderzoek gedaan.
Het onderzoek richtte zich op de politiemedewerker die toen in beeld kwam – de bevragingen waren met haar account gedaan. Daaruit bleek dat zij op de momenten van bevraging vrij was, haar pas niet had gebruikt of buiten aan het werk was. Ook kwam een collega in beeld, die op alle dagen van de bevragingen aan het werk was, zijn toegangspas gebruikte en op die moment niet actief was op zijn eigen account. Nader onderzoek toonde aan dat hij soms op de bewuste plekken tankte en de enveloppen kon hebben had gekocht. Op 7 mei 2016 werd hij aangehouden. Op zijn tablet werden de bitcoinadressen gevonden die in de brieven stonden. Uiteindelijk bekende hij de afpersingen en gaf toe ingelogd te hebben op het account van zijn collega.
De officier van justitie ging uitgebreid in op de effecten van de brieven op de slachtoffers: angst, woede en paniek sloegen toe. Maar er is nog een ander slachtoffer in deze zaak, stelde de officier, en dat is de collega die in het strafonderzoek is betrokken geraakt terwijl ze er helemaal niet mee te maken had. En dat terwijl politiemensen blind op elkaar moeten vertrouwen om samen te kunnen opkomen voor de veiligheid in de samenleving.
Deskundigen hebben een stoornis geconstateerd en vinden hem verminderd toerekeningsvatbaar. De officier nam dit over en liet dit meewegen in haar eis. Maar ze hield ook rekening met het feit dat hij zich op geen enkel moment heeft bedacht, of iets heeft gedaan de gevolgen of de schade te beperken. Resumerend zei ze dat de verdacht een grote groep kwetsbare personen heeft geprobeerd af te dreigen, door gebruik te maken van geheime informatie, en dit over de rug van een collega. Ze eiste hiervoor een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan zes voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaar. Als bijzondere voorwaarden vroeg ze om toezicht door Reclassering en een verplichte behandeling in de Waag. Ook moeten de twee vorderingen die benadeelde partijen hadden ingediend, integraal worden toegewezen.