OM eist in hoger beroep 27 maanden gevangenisstraf voor drugs in lading potgrond
Het OM in Arnhem heeft maandag 27 februari een gevangenisstraf van 27 maanden waarvan zes voorwaardelijk geëist tegen een 32-jarige man uit Nieuwleusen. De man wordt verdacht van medeplegen van het treffen van voorbereidingshandelingen en het daadwerkelijk transporteren van MDMA en heroïne vanuit Nederland naar Engeland.
Op 27 november 2013 ontving het Landelijk Internationaal Rechtshulpcentrum (LIRC) informatie over een vrachtwagen met Nederlands kenteken die in Engeland bij een controle was onderschept. Tussen de pallets met potgrond die de chauffeur vervoerde werd 1 kilo MDMA en ruim 92 kilo aan versnijdingsmiddelen voor heroïne aangetroffen. De chauffeur verklaarde de vrachtwagen al voorgeladen in ontvangst te hebben genomen. Zijn opdrachtgever zou hem hebben bedreigd toen hij in de oplegger wilde kijken.
In de ogen van de advocaat-generaal staat vast dat de verdachte opdrachtgever, organisator en begeleider is geweest van het transport. Uit het dossier blijkt de verdachte, die contacten onderhoudt met de bende No Surrender, degene is geweest die in totaal zesentwintig pallets aan potgrond heeft besteld en betaald. Dit heeft hij gedaan vanuit zijn bedrijf, terwijl hij normaalgesproken niet de inkoop van materialen daar verzorgt. Onder een fictieve naam en bedrijfsnaam heeft de verdachte vervolgens opdracht gegeven tot het transport van de pallets. In zijn woning worden verschillende documenten, waaronder reserveringen en een opdrachtbevestiging, met betrekking tot het transport aangetroffen. Op het moment dat de ingehuurde vervoerder de reeds geladen vrachtwagen weg wil rijden en deze problemen kreeg zou de verdachte persoonlijk zijn gaan kijken.
“Hij is aanwezig op alle belangrijke momenten van het transport en speelt op die momenten ook een rol”, aldus de advocaat-generaal, die stelt dat de verdachte daarom gekwalificeerd kan worden als medepleger. De advocaat-generaal drukt in zijn requisitoir de ernst van de feiten uit: “[Verdachte] heeft zich samen met de inmiddels overleden medeverdachte en mogelijk anderen schuldig gemaakt aan het uitvoeren van harddrugs en het plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van het verwerken van harddrugs. Dit zijn op zich al zeer ernstige feiten. Dat [de verdachte] zich bevindt in een crimineel milieu blijkt ook uit het wapenbezit waarvoor hij door de rechtbank is veroordeeld. De voor die feiten opgelegde straf is aanzienlijk lager dan de straf die hem op grond van de OM-richtlijnen had moeten worden opgelegd. Verder speelt bij de strafmaat ten nadele van [de verdachte] een rol dat hij geen inzicht heeft gegeven in het foute van zijn handelen.” Gelet op de verstreken tijd voor de zaak in hoger beroep kon worden behandeld geldt enige matiging op de strafeis.
Eerste aanleg
De rechtbank veroordeelde de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken voor het drugstransport en veroordeeld tot 210 dagen gevangenisstraf waarvan 90 voorwaardelijk, voor verboden wapenbezit. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan zes voorwaardelijk geëist. Het OM is van mening dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs tegen de verdachte is om tot een veroordeling te komen. Het beroep richt zich dan ook tegen de vrijspraak en tegen de hoogte van de veroordeling voor verboden wapenbezit. In hoger beroep is de tenlastelegging daardoor deels gewijzigd: in eerste aanleg moest de verdachte zich ook verantwoorden voor het medeplegen van de uitvoer van 10 kilogram cocaïne. In hoger beroep komt dit feit niet meer aan de orde daar de officier van justitie in eerste aanleg vrijspraak heeft gevorderd.
Het hof doet uitspraak op 13 maart.