Rwandese verdachten van genocide uitgeleverd aan Rwanda
Een 40-jarige Rwandees uit Voorburg en een 57-jarige Rwandees uit Leusden worden vandaag door Nederland uitgeleverd aan Rwanda. Jean-Claude I. en Jean-Baptiste M. worden op verzoek van de Rwandese autoriteiten uitgeleverd voor betrokkenheid bij genocide in 1994.
Jean-Claude I.
De thans 40-jarige Jean-Claude I. wordt er door de Rwandese autoriteiten van verdacht als leider van een zogeheten ‘interahamwe militie’ te hebben deelgenomen aan aanvallen op Tutsi's tijdens de genocide in Rwanda in 1994. Zij werden opgejaagd, uit hun huizen gehaald en weggevoerd naar plekken, waar zij vervolgens massaal werden gedood. Verschillende slachtoffers werden levend begraven. Achtergelaten woningen werden in brand gestoken. Eén van die aanvallen vond plaats op het terrein van de technische school in de hoofdstad Kigali, de École Technique Officielle (ETO). Gewapende milities bestormden het terrein van de ETO op 11 april 1994, daarbij vielen duizenden doden.
Op 25 september 2013 hebben de Rwandese autoriteiten Nederland om de uitlevering van I. verzocht.
Jean-Baptiste M.
De Rwandese autoriteiten hebben op 22 november 2012 om de uitlevering van Jean Baptiste M. gevraagd. M. wordt verdacht van onder meer genocide. In zijn hoedanigheid van politiek leider van een extremistische Hutu-partij zou hij betrokken zijn geweest bij het opstellen van dodenlijsten, de verstrekking van wapens en aanvallen op Tutsi's in 1994, in de omgeving van Kigali. In januari 2014 werd M. aangehouden.
Hij is in 1999 naar Nederland gekomen, waar hij herenigd werd met zijn gezin, dat al in Nederland verbleef. In 2007 heeft M. een reguliere verblijfsvergunning gekregen, die in juni 2013 weer is ingetrokken op grond van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, omdat de IND ernstige redenen zag om aan te nemen dat M. betrokken zou zijn geweest bij de genocide in Rwanda
Eerlijk proces
Beide Rwandezen hebben zich tegen uitlevering verzet. Zij stelden onder meer dat met uitlevering aan Rwanda hun recht op een eerlijk proces wordt geschonden en zij een reëel risico lopen op een onmenselijke behandeling.
De verzoeken tot uitlevering zijn getoetst door de rechtbank en Hoge Raad alvorens de minister van Veiligheid en Justitie heeft besloten de uitlevering toe te staan. In het kort geding dat daarop volgde concludeerde de voorzieningenrechter in eerste aanleg dat uitlevering naar Rwanda een schending van artikel 6 EVRM zou opleveren, wegens –kort gezegd- gebrek aan capabele rechtsbijstand.
Tegen deze uitspraak heeft de Staat hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof oordeelde in hoger beroep dat van schending van het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM) geen sprake was. Het gerechtshof heeft de uitspraak van de voorzieningenrechter vernietigd, waardoor de beslissing van de minister van Veiligheid en Justitie om de verdachten uit te leveren doorgang kan vinden. De uitspraak van het gerechtshof is inmiddels onherroepelijk.
Genocide
In 1994 hebben zich in Rwanda extreme gewelddadigheden voorgedaan, waarbij ongeveer 500.000 tot 1 miljoen Tutsi’s en gematigde Hutu’s werden vermoord. De meeste moorden werden gepleegd door twee Hutu-milities, de Interahamwe, een jeugdmilitie van regeringspartij MRND, en de Impuzamugambi van de extremistische splinterpartij CDR. Deze gebeurtenissen, tussen 6 april en half juli 1994, zijn door het Rwanda Tribunaal als genocide oftewel volkerenmoord gekwalificeerd.
Geen straffeloosheid
Nederland wil geen veilige haven zijn voor oorlogsmisdadigers, omdat daders van genocide niet straffeloos mogen blijven. Daarom zet het Team Internationale Misdrijven van de Dienst Landelijke Recherche en het Landelijk Parket alles op alles om oorlogsmisdadigers op te sporen en te vervolgen, al duurt dat soms jaren.
Het uitgangspunt van het Landelijk Parket is dat opsporing en vervolging van internationale misdrijven zoveel mogelijk moet plaatsvinden in het land waar de misdrijven zijn gepleegd. Daar bevindt zich het bewijs en daar zijn de procesdeelnemers ingevoerd in taal, cultuur en achtergronden van gebeurtenissen Bovendien bevinden zich daar over het algemeen de meeste slachtoffers en nabestaanden. Door de uitleveringen komt Nederland verdrags-en mensenrechtelijke verplichtingen na, die van wezenlijk belang zijn voor de handhaving en het bestaan van de internationale rechtsorde. Dit om ervoor te zorgen dat er geen straffeloosheid kan bestaan voor de ernstigste misdrijven die er bestaan, waaronder genocide.
Andere landen
Onder andere Noorwegen, Zweden, Denemarken en het VN Tribunaal voor Rwanda hebben verdachten van genocide aan Rwanda uitgeleverd. In oktober 2011 oordeelde het Europese Hof voor de Rechten van de Mens dat uitlevering aan Rwanda niet in strijd is met het recht op een eerlijk proces en een menselijke behandeling. In 2013 heeft het Hof dit standpunt bevestigd door de klachten in uitleveringszaken in Noorwegen en Denemarken af te wijzen. Canada en de Verenigde Staten hebben verder door Rwanda gezochte personen uitgezet naar Rwanda.